Scp_rapport_2004
Download SCR2004 Vrijetijdsbesteding (.pdf)
Ondanks drukte toch op weg naar een vrijetijdssamenleving
Vrijetijdsbesteding.
· De afgelopen jaren zijn Nederlanders vrije tijd steeds belangrijker gaan vinden, belangrijker inmiddels dan werk. Mede hierdoor heeft zich een in economisch opzicht belangrijke vrijetijdssecctor ontwikkeld.
· Belangrijke trends zijn: minder vrije tijd, meer commerciële vrijetijdsdiensten, verdere individualisering en intensivering van de steeds meer kapitaalintensieve vrijetijdsbesteding.
· Culturele instellingen, sportverenigingen en vooral de publieke omroep krijgen te maken met sterkere concurrentie.
· Topsport krijgt door de commercialisering steeds meer het karakter van amusement.
· Volgens 42% van de bevolking zal er in de toekomst meer gewerkt worden en minder vrije tijd zijn. Gevraagd naar de eigen voorkeur zegt 36% (van de nu werkende) Nederlanders juist meer vrije tijd te wensen.
· Men denkt meer vrije tijd te gaan besteden aan de (klein)kinderen, internetten, vrienden en reizen (in die volgorde). Minder tijd zal gaan naar vrijwilligerswerk, ‘niets doen’ en cultuurbezoek.


Toch naar een vrijetijdssamenleving
Door de hogere arbeidsparticipatie is tussen 1995 en 2000 de gemiddelde hoeveelheid vrije tijd per persoon teruggelopen van ongeveer 47 uur naar 45 uur per week. Mensen identificeren zich als persoon wel sterker met hun vrijetijdsinteresses en ontlenen daar ook een belangrijk deel van hun identiteit aan. Dit is een culturele verandering die zich in de toekomst zal handhaven. Maatschappelijk gezien is het domein van de vrije tijd inmiddels sterk verzelfstandigd en economisch uitgegroeid tot een belangrijke eigen sector. De geslonken hoeveelheid vrije tijd wordt intensiever gebruikt en er wordt ook meer geld per uur besteed (de reële uitgaven voor de vrije tijd stegen gemiddeld ruim 3% per jaar).
Verdere individualisering en intensivering
De toekomst van de vrijetijdsbesteding valt in belangrijke mate samen met die van de zich snel ontwikkelende vrijetijdsmarkt. Op de lijst van zeer belangrijke zaken staat vrije tijd inmiddels hoger genoteerd dan werk en het verschil wordt geleidelijk groter. De komende jaren zal sprake zijn van een verdere individualisering en intensivering van de vrijetijdsbesteding onder gebruikmaking van steeds meer commerciële vrijetijdsdiensten. De belangrijkste trends in de vrije tijd zijn: minder vrije tijd, meer commerciële vrijetijdsdiensten, hogere kapitaalsintensiteit van de vrijetijdsbesteding en intensivering van de beleving. Culturele instellingen, sportverenigingen en vooral de publieke omroep krijgen te maken met sterkere concurrentie.
Een belangrijke doelstelling van het cultuurbeleid van de overheid is het bezoek aan musea, podia, tentoonstellingen en voorstellingen te stimuleren. Hoewel een groeiend deel van de bevolking qua opleiding tot de potentiële bezoekers gerekend mag worden, is het bereik van cultuur al geruime tijd constant. Cultuuraanbieders moeten met meer andere aanbieders concurreren om de gunst, de tijd en het geld van de consument. Voor de nabije toekomst lijkt geen grote verbetering in het verschiet te liggen. Weinig mensen verwachten dat ze in de toekomst zelf vaker naar een museum of theater zullen gaan.
De gevolgen van de individualisering worden ook in de sport steeds duidelijker merkbaar. Hoewel het aantal Nederlanders dat aan sport doet nog steeds stijgt, is onder sporters het lidmaatschap van een sportvereniging niet meer zo vanzelfsprekend als in het begin van de jaren ’90. Zo was in 1991 ruim 60% van de sporters lid van een vereniging tegen ruim 55% in 2003.
Onder invloed van de verdere professionalisering en vooral commercialisering van de sport raken topsport, media en vermaaksindustrie steeds nauwer verbonden. De topsport krijgt daardoor steeds meer het karakter van (commercieel) amusement en steeds minder van de oorspronkelijke sport zelf.
In de breedtesport wordt steeds meer het belang van sport voor individuele gezondheid en maatschappelijke kwaliteit onderstreept.
De tv-kijktijd van de Nederlandse bevolking verschuift steeds verder in de richting van de commerciële zenders. Het bereik van de publieke omroep drijft steeds sterker op de oudere kijkers. De kijktijdstreefcijfers die de publieke omroep zichzelf heeft gesteld (40% van de kijktijd tussen 18.00 en 24.00 uur), maar die in 2003 niet werden gehaald, lijken daarmee op termijn steeds verder buiten bereik te vallen.
Daarnaast is het ICT-gebruik sterk in opmars. Hoe jonger, hoe sterker deze trends. Voor de toekomst verwacht men in brede kring steeds meer tijd aan ICT te zullen besteden. Door bezit van steeds geavanceerder apparatuur, met meer mogelijkheden om zelf te programmeren, zal het media-gebruik verder individualiseren, hetgeen ten koste zal gaan van de tv-kijktijd.
Minder vrije tijd, meer sociale contacten?
Volgens 42% van de bevolking zal er in de toekomst meer gewerkt worden en minder vrije tijd zijn. Gevraagd naar de eigen voorkeur zegt 36% (van de nu werkende) Nederlanders meer vrije tijd te wensen. De toekomstige besteding van de vrije tijd zal naar eigen verwachting vaak anders zijn dan nu. Men wil meer vrije tijd besteden aan de (klein)kinderen, internetten, vrienden en reizen (in die volgorde). Minder tijd zal gaan naar vrijwilligerswerk, ‘niets doen’ en cultuurbezoek.
Die verwachtingen zouden op het vlak van gezin en sociale contacten een trendbreuk betekenen. Hoewel gezin en vrienden/bekenden als zeer belangrijk in het leven gelden, nam de tijd die men daaraan besteedde in de voorbije decennia steeds af.
Wat vindt men belangrijk in de vrije tijd?
De belangrijkste waarde die met de vrije tijd verbonden is, is de beleving van vrijheid (“kunnen doen waar je zin in hebt”), gevolgd door zelfontplooiing (“iets doen waar je goed in bent”) en sociaal verkeer (“mensen ontmoeten, iets nuttigs doen”). Aan ontspanning (“luieren, winkelen”) hecht men minder waarde. De ontplooiingsdimensie is vooral belangrijk voor jongeren, ouderen kiezen daar duidelijk minder voor. Het verschil in levensfase speelt hier een rol, maar vooral ook de grotere betekenis die de vrije tijd voor jongere generaties heeft in het kader van de identiteitsvorming.